In het maatschappelijke debat over landbouw en natuur gaat het vaak over het halveren van de veestapel en of we de stikstofdoelen in 2030 of 2035 moeten halen. Maar zijn dit wel de goede vragen? Een groep Wageningse onderzoekers identificeerde 7 vraagstukken op basis van diverse WUR-studies. De keuzes die we maken, zijn medebepalend voor de toekomst van de landbouw en natuur in Nederland.
Ontbrekend langetermijnsperspectief
Ze pleiten voor een visie op lange termijn, overigens zonder dat dit de uitvoering van noodzakelijk natuur- en milieubeleid vertraagt. Als ze uitzoomen zien ze een aantal ontwikkelingen. Ze weten dat de wereldbevolking de komende decennia verder groeit, dat we die miljarden mensen op een duurzame manier willen voeden en dat Nederland een van de vruchtbaarste landbouwgebieden ter wereld is. Daarnaast dragen we met Nederlandse kennis, technologie en uitgangsmaterialen bij aan voedselproductie over de hele wereld. Tegelijk lopen we in Nederland aan tegen de landbouwkundige, ecologische, economische en maatschappelijke grenzen van ons landbouwsysteem. We hebben in Nederland allerlei plannen en afspraken gemaakt over de toekomst van de woningbouw, de energievoorziening en andere sectoren, maar voor de landbouw ontbreekt zo’n langetermijnsperspectief.
Zeven vraagstukken
Een aantal onderzoekers heeft voor de presentatie Wageningen Perspectives on Agriculture and Nature (WPAN) een aantal studies en visies van Wageningse wetenschappers geanalyseerd. Dan zien ze dat er een aantal vraagstukken komen bovendrijven, een aantal wezenlijke kwesties die gepaard gaan met lastige keuzes. Ze komen tot zeven vraagstukken. Ze pretenderen niet dat dit dè zeven vraagstukken zijn. Zo zullen er meer zijn. Wel weten ze dat we bij elk vraagstuk keuzes moeten maken en dat elke keuze voor- en nadelen heeft.
Het is belangrijk dat de maatschappij vaststelt aan welke lange-termijndoelen de landbouw moet voldoen. Daarbij zien ze grote uitdagingen: hoe zorgen we voor voedselzekerheid en verminderen we tegelijkertijd klimaatverandering en biodiversiteitsverlies? Hoe zorgen we voor een economisch vitaal platteland, betere waterkwaliteit en meer dierenwelzijn? Over de stikstof- en klimaatdoelen heeft de Nederlandse regering al vergaande internationale afspraken gemaakt, onder andere in de Green Deal van de EU. Maar binnen die kaders moet de regering nog keuzes maken hoe de Nederlandse landbouw zich kan ontwikkelen.
Vraag 1: wat wordt de Nederlandse bijdrage aan het wereldvoedselvraagstuk?
Produceren Nederlandse boeren alleen nog voor de Nederlandse markt, in korte ketens? In dat geval kan de veestapel fors afnemen. Of is de Nederlandse landbouw onderdeel van de Europese voedselstrategie? In die strategie produceert Nederland vooral waar het goed in is (zoals zuivel, groenten en aardappelen) voor consumenten in de driehoek Londen-Parijs-Berlijn. Deze tweede rol vraagt om een groter landbouwareaal en hoge productiviteit, uiteraard binnen de milieugrenzen. Als derde rol levert Nederland ook een bijdrage op mondiaal niveau, door met name in te zetten op de productie van uitgangsmateriaal (groentezaden, pootaardappelen), technologie en het leveren van kennis. Ook dat vraagt mogelijk minder grond in Nederland, maar stelt wel hoge eisen aan o.a. bodemkwaliteit, waterbeschikbaarheid, arbeid en gewasgezondheid.
Vraag 2: wat is de functie van de dierhouderij in Nederland?
Blijven we met onze dierhouderij de Europese/ wereldwijde vraag naar hoogwaardige eiwitten bedienen? Of worden onze dieren louter nog verwerkers van gras en reststromen? In het laatste geval stoppen we met de import van veevoer (soja, graan), waardoor de veestapel krimpt en het mestoverschot verdwijnt. Voorwaarde hierbij is wel dat consumenten veel minder vlees gaan eten, zie punt 5.
Vraag 3: wat is de morele positie van dieren in onze voedselvoorziening?
Welke rechten kennen we dieren toe en in hoeverre mogen we dieren exploiteren voor onze voedselvoorziening, en onder welke voorwaarden? Hoe ziet een meer dierwaardige veehouderijsector er uit?
Vraag 4: hoe halen we de klimaat- en natuurdoelen?
Nederland heeft afgesproken om de emissies van broeikasgassen in landbouw en industrie in 2050 te halveren. Dan resteert 50% broeikasgasemissies. Hoe gaat Nederland die emissies compenseren om klimaatneutraal te worden? Voorts wil Nederland vanwege het Biodiversiteitsverdrag aanvullend natuurbeleid, zoals 30% beschermde natuur in 2030. Gaat Nederland veel extra bossen aanleggen en natuurgebied aanwijzen om deze beide doelen te halen – dit is nagenoeg onmogelijk – of gaat Nederland als dichtbevolkte delta klimaat- en/of natuurdoelen uitruilen met andere landen? Zo is een uitruil denkbaar tussen Nederland (hogere landbouwproductiviteit) en andere Europese landen (meer ruimte voor bossen) om samen de klimaat-, natuur- en voedseldoelen te halen.
Vraag 5: kunnen en willen we sturen op consumentengedrag?
Blijven we vasthouden aan keuzevrijheid, waarbij nadelige natuur- en milieueffecten niet (volledig) in de voedselprijs worden verwerkt? Of gaan we de keuzevrijheid van de consument inperken om de natuur- en milieudoelen te halen en de sociale ongelijkheid te bestrijden? In het laatste geval betalen consumenten voortaan een hogere prijs, maar kunnen lagere inkomens dat wel? Moeten we daar afspraken over maken in EU-verband? En mogen supermarkten dan nog goedkoper voedsel verkopen uit minder strenge landen?
Vraag 6: gaan we landbouw en natuur in Nederland scheiden of verweven?
Scheiden (natuurgebieden naast hoogproductieve landbouw) vraagt om andere maatregelen en ruimtelijke ordening dan verweven (natuur-inclusieve en regeneratieve landbouw) en heeft ook andere effecten op onder andere grondgebruik, biodiversiteit en productiviteit.
Vraag 7: op welk schaalniveau willen we problemen oplossen?
Gaat ieder land een even groot aandeel leveren in de voedselvoorziening, de klimaatdoelen en het areaal natuur of willen we dat in Europees verband anders verdelen? Maken we nationaal landbouw-, natuur- en consumentenbeleid of regelen we dat op EU-niveau?
Weloverwogen keuzes
Volgens de onderzoekers moeten we weloverwogen keuzes maken over deze zeven vraagstukken, omdat deze keuzes ons toekomstige landbouwsysteem, natuurbeleid en leefomgeving bepalen. Dit gaat om keuzes over de inrichting van Nederland, de internationale positie van de Nederlandse landbouw, de rol en omvang van de veehouderij en over de verhouding tussen landbouw en natuur. Daarbij heeft elke keuze voordelen en nadelige consequenties. Het uitstellen van deze keuzes maakt de opgaven alleen maar groter. Als we wél keuzes durven maken, kan Nederland weer gidsland worden voor de voedselvoorziening van de toekomst.
Voor de WPAN-groep is nadenken over een landbouw- en natuurvisie een work in progress, ze zijn dus nog niet klaar. Ze willen de komende periode met verschillende partijen in gesprek, zowel binnen als buiten WUR, over dit werk. Over de vraagstukken voor de lange termijn en de samenhang tussen de kwesties die bepalend zijn voor de toekomst van de landbouw en natuur in Nederland. Dus wordt vervolgd!