We zitten in de piek van de overlastperiode van de eikenprocessierups. Dit jaar hebben gemeenten bij 17% van ruim 109 duizend geïnventariseerde eiken eikenprocessierupsen aangetroffen. Dat is ongeveer de helft van het aantal van vorig jaar. De plaagdruk varieert wel sterk tussen gemeenten. Ruim een op de vijf gemeenten meldt dat in meer dan 50% van de eiken processierupsen worden aangetroffen.
In het piekjaar 2019 werden landelijk in 55 procent van de eikenbomen die niet preventief bespoten waren, eikenprocessierupsen aangetroffen. Vorig jaar lag het aantal met 30 procent al beduidend lager. Dit jaar zien we op basis van een eerste en voorlopige analyse bijna een halvering van de plaagdruk en blijkt in 17 procent van de eiken eikenprocessierupsen te zitten. Dit blijkt uit een inventarisatie van het Kenniscentrum Eikenprocessierups. Op 23 juni deden we een oproep aan gemeenten en vrijwilligers om de plaagdruk in hun gemeente te inventariseren volgens een nieuwe uniforme methodiek. Dat leverde ruim 200 inventarisatielijsten op. Vrijwilligers hebben vanuit 44 gemeenten waarnemingen ingestuurd. Daarnaast hebben vertegenwoordigers van 66 gemeenten waarnemingen ingestuurd. Gemeenten hebben ruim 109 duizend bomen beoordeeld en vrijwilligers 4600 bomen. Hiermee ligt het aantal bomen dat beoordeeld is veel hoger dan vorig jaar. In Tabel 1 staan de resultaten per provincie weergegeven. Let er hierbij op dat voor diverse provincies relatief weinig gemeenten waarnemingen ingestuurd hebben en/of dat het aantal bomen dat geïnventariseerd is klein is. De gemiddelde plaagdruk in Overijssel is met 60 procent het hoogst van alle provincies. In Overijssel is echter door 7 gemeenten een relatief laag aantal van 452 bomen geïnventariseerd. Dit is een hele kleine steekproef omdat er in Overijssel heel veel eiken staan. Gemeenten/vrijwilligers kunnen nog steeds waarnemingen insturen via het daarvoor bestemde formulier.
Grote variatie in plaagdruk
Op basis van een halvering van het aantal bomen met eikenprocessierupsen zou je de conclusie kunnen trekken dat het probleem niet meer zo groot is. We zien echter een grote variatie in de plaagdruk tussen gemeenten. De gemeenten die gereageerd hebben, kregen ook de vraag hoe ze de plaagdruk ten opzichte van vorig jaar beoordeelden. De helft van de gemeenten schat de plaagdruk in als (veel) lager dan vorig jaar; een kwart zegt dat het vergelijkbaar is. Maar 17 procent ervaart juist (veel) meer overlast dan vorig jaar (Figuur 1). Dit beeld is dus duidelijk genuanceerder dan de halvering van de plaagdruk.
Een derde van de gemeenten geeft aan dat minimaal een derde van de bomen eikenprocessierupsen heeft en 22 procent heeft in meer dan de helft van de geïnventariseerde eikenbomen eikenprocessierupsen aangetroffen. Gemiddeld over alle gemeenten komt de plaagdruk op basis van de meldingen door 66 gemeenten op 30 procent en op basis van meldingen door vrijwilligers op 38 procent. Een verklaring voor het feit dat het landelijke besmettingspercentage met 17 procent veel lager ligt dan het gemiddelde over alle gemeenten komt doordat er een aantal gemeenten met veel geïnventariseerde bomen op een relatief lager aantal besmetting komt en zo een grotere bijdrage leveren aan het totaal. In de provincies Noord-Holland en Groningen samen staan bijna de helft van de geïnventariseerde bomen, terwijl de besmettingspercentages in die provincies juist relatief laag zijn.
Aantal eipakketjes per besmette boom
We hebben de waarnemers ook gevraagd om aan te geven hoeveel nesten ze ter grootte van een tennisbal, een voetbal of een deken hebben aangetroffen. Op basis van deze informatie is te bepalen hoeveel eipakketjes er per boom zijn afgezet. Een tennisbalformaat staat gelijk aan één eipakket. In Figuur 2 staat per provincie het gemiddelde aantal eipakketjes dat per boom met eikenprocessierupsen is aangetroffen (blauw zijn vrijwilligers en oranje de gemeenten). Hoe hoger het aantal, hoe groter het aantal nesten en/of hoe meer nesten er per boom zijn aangetroffen. Uitgebreidere analyses van zowel het aantal eipakketjes, het aantal nesten en de regionale verdeling hiervan moeten nog uitgevoerd worden.
Langere overlastperiode
In november concludeerden we op basis van diverse bronnen van toen beschikbare vlinderdata dat we dit jaar een zich stabiliserende plaagdruk konden verwachten. Door problemen met de feromonen was het moeilijk een juiste inschatting te maken op basis van het feromoonvallennetwerk. We lijken nu aan de onderkant van de verwachting uit te komen. Het is zeer waarschijnlijk dat de uitzonderlijke weersomstandigheden van dit jaar zeker wel een invloed gehad hebben. De zeer koude april en mei zorgden voor een zeer trage ontwikkeling van zowel de eiken als de processierupsen. Veel vogels hadden moeite om aan voldoende rupsen voor hun jongen te komen. Dit kan de predatiedruk op eikenprocessierupsen vergroot hebben. Er worden dit jaar dan ook opvallend veel kleine nesten, kleiner dan een tennisbal, waargenomen.
Begin juni constateerden we dat de achterstand ten opzichte van 2020 zo’n drie weken was en dat er een grote spreiding was in de groeisnelheid van de rupsen. Door de recordwarme juni is de groeiachterstand weer wat ingelopen, maar de spreiding is nog steeds groot. Afgelopen week werden op diverse plaatsen nog eikenprocessierupsen aangetroffen in het vierde larvestadium. Die moeten nog nesten gaan vormen. De meerderheid lijkt echter in popfase te verkeren of hiernaar toe over te gaan waarna de vlinders vanaf de tweede helft van juli zullen uitkomen. Voor boomeigenaren is het advies om alert te zijn op de ontwikkeling in de komende weken. Voor iedereen geldt dat er in de buurt van aangetaste eiken overlast kan zijn van brandharen.