De overheid pleit voor een transitie naar kringlooplandbouw, waarbij natuurinclusieve landbouw één van de perspectieven is. Die transitie zou sneller gaan met een betere monitoring en financiering van de benodigde gebiedsprocessen. Dat is één van de conclusies die onderzoekers van Wageningen University & Research trekken in vakblad Natuur, Bos en Landschap. Ook zetten zij een aantal tips voor beleidsmakers op een rij.
Vanuit zowel terrein beherende organisaties, boerenorganisaties als de voedselketen zijn er allerlei natuurinclusieve initiatieven ontstaan. Deze zijn erg divers qua reikwijdte en diepgang, maar tegelijkertijd is er nog veel onduidelijk over de prestaties en duurzaamheid ervan. De Wageningse onderzoekers geven een handreiking om het transitieproces inzichtelijker te maken. Marie-José Smits, onderzoeker bij Wageningen Economic Research: “We hebben een raamwerk ontwikkeld dat in één oogopslag duidelijk maakt hoe ver de initiatieven zijn gevorderd met natuurinclusieve landbouw. En wat de potentie is voor verdere ontwikkeling.”
Een kijkje in de keuken
De onderzoekers keken bij vijf van dergelijke initiatieven ‘in de keuken’. Behalve naar de diepgang en reikwijdte keken zij ook naar de focus van het initiatief: bijvoorbeeld het benutten van natuurlijke processen, het sparen van grondstoffen door efficiënt gebruik, of het verrijken van de natuur met landschappelijke elementen, zoals bijvoorbeeld akkerranden. Raymond Schrijver, onderzoeker bij Wageningen Environmental Research: “Zo zagen we bij De Heideboerderij dat de meeste aandacht uitgaat naar het verrijken van de natuur. Zowel Akkerbouwbedrijf P.H. Mulder als Veldleeuwerik hebben veel aandacht voor het benutten van natuurlijke processen. En bij De Duinboeren en Vruchtbare Kringloop ligt het zwaartepunt op het sparen van de natuur door minder uitstoot en efficiënter grondstoffengebruik.”
Drie tips voor beleidsmakers
Aan de hand van observaties en geleerde lessen bij de bezochte initiatieven hebben de onderzoekers drie tips voor beleidsmakers op een rij gezet. Raymond Schrijver: “Onze eerste tip gaat over meer inzicht in de ontwikkeling binnen gebiedsprocessen. Hiervoor is een structurele monitoring nodig van zowel de behoeften aan ondersteuning bij de initiatiefnemers, als van de vorderingen. Dat gebeurt nu veel te weinig. De tweede gaat over de ondersteuning van leerprocessen. Lang niet alle initiatieven zijn succesvol. Met het doorgeven van ervaringen, kun je van elkaar leren. Ook van mislukkingen. Als derde bevelen we een betere financiële ondersteuning aan van samenwerkingsverbanden. Immers, het opzetten en onderhouden van samenwerkingsverbanden kost tijd en dus geld.”