Nitraatuitspoeling is een hardnekkig probleem in Nederland. Vooral op voor nitraat uitspoelingsgevoelige gronden komt een overschrijding van de norm van 50 mg/L in het grondwater nog te vaak voor. De BedrijfsWaterWijzer (BWW) geeft ondernemers per perceel inzicht in het risico op nitraatuitspoeling. Een aanvulling hierop is het meten van het NitraatResidu (NR). Op het Koeien & Kansen bedrijf van Adrian Houbraken is vorig jaar (2021) een start gemaakt met het meten hiervan.
Nitraatuitspoeling moeilijk in beeld te brengen
Veehouders richten zich binnen hun bedrijf vaak op hun veestapel en de groei en de kwaliteit van hun gewassen. Hierbij houden ze niet direct rekening met de uitspoeling van nitraat, aangezien nitraat niet zichtbaar is. Dit maakt het binnen het management extra moeilijk om hier goed op te sturen. De BWW brengt het risico op nitraatuitspoeling in beeld, maar geeft per perceel slechts een grove indicatie. Het is onderverdeeld in goed, voldoende, onvoldoende en slecht. Direct meten van nitraat in grondwater heeft als nadeel dat de meetdichtheid te laag is. Bovendien zijn deze metingen bewerkelijk en duur. De uitslag kan ook niet helemaal aan het afgelopen groeiseizoen en weer- en managementjaar worden gerelateerd. Daarom kan het meten van NR een nuttige aanvulling zijn.
NitraatResidu als indicator
Het NR is de hoeveelheid minerale stikstof die aan het eind van het seizoen in de bovenste 90 centimeter van de bodem aanwezig is. Minerale stikstof is mobiel en spoelt in het najaar en de winter makkelijk met het neerslagoverschot uit naar grondwater. Het NR wordt bepaald tussen 1 oktober en 15 november door een mengmonster van de bodem samen te stellen uit ongeveer 30 steken per perceel. Aangezien het NitraatResidu per perceel bepaald wordt, is dit resultaat een goede basis om de toegepaste managementstrategie op het perceel te evalueren. Zo is een NR van meer dan 45 kilogram per hectare aanleiding tot het stellen van de volgende vragen:
- Is er te veel stikstof gegeven in de maϊs?
- Is er onvoldoende rekening gehouden met een ondergeploegde graszode of wintergewas?
- Is er te veel N aangevoerd met compost die toch vrijkomt?
- Heeft het gras geleden onder droogte en is daarna niet op gereageerd bij de N giften?
- Is bij de N-bemesting rekening gehouden met het N Leverend Vermogen (NLV) van het perceel?
Verkenning van het werken met NR op bedrijf Houbraken
Op het Koeien & Kansen bedrijf van Adrian Houbraken in Bergeijk is gekeken hoe meting van NR kan bijdragen aan feedback naar de ondernemer. Zodat hij passende maatregelen kan nemen binnen zijn bedrijfsvoering. Op het bedrijf van Houbraken hebben we een aantal percelen geselecteerd (Tabel 1), waar we in het najaar van 2021 NR-monsters hebben genomen. Deze percelen verschillen sterk in omstandigheden, gebruik en management.
Resultaten NR-metingen
De gevonden waarden van NR bleken goed te verklaren vanuit verschillende omstandigheden, gebruik en management. Naarmate de beweiding intensiever is neemt NR toe. Ook het gewaseffect is zichtbaar. Na bouwland (maïs en aardappelen) meten we een hogere NR dan na gras. Ook de invloed van het voorgaande gewas (2020) op NR is verklaarbaar. Graspercelen met daarvoor ook gras (A en B) scoren hoger dan gras met daarvoor bouwland (C en D). Het is bekend dat gras na bouwland meer stikstof vastlegt in de bodem en de graszode dan bij gras na gras. Omgekeerd zien we extra NR bij bouwland met daarvoor gras door de nalevering van de zode (E). Het grasperceel met het voorgaande jaar aardappel (D) scoort iets hoger dan het perceel C met voorgaande jaar maïs. Vermoedelijk is dit de nawerking van het relatief uitspoeling gevoelige gewas aardappel in het jaar ervoor (meer gewasresten). Deze nawerking kan overigens door het gras goed worden benut, want NR blijft met 35 ruim beneden de 45 kg N/ha. De bemesting van aardappel kan na gras worden verminderd door meer rekening te houden met de nalevering vanuit het grasland van het jaar daarvoor. Het aardappelland is verhuurd aan een akkerbouwer, dus dat inzicht zal met hem gedeeld moeten worden.
Ervaringen en leerpunten uit de praktijk
Houbraken ziet wel de meerwaarde van NR voor het management gericht op reductie van nitraat. De interpretatie van het beperkte aantal LMM1-boorgatmetingen op zijn bedrijf leiden veelal tot lastige discussies door de lage meetdichtheid. Maar hij vindt ook dat nader onderzoek nodig is naar de betrouwbaarheid van de NR-meting en de invloed van andere factoren zoals bodemgesteldheid en de precieze uitvoering van de bemesting. Hier kan de factor weersomstandigheden nog aan toegevoegd worden. In een natte (na)zomer zal een deel van het nitraat al zijn uitgespoeld vóór 1 oktober. In een warm najaar of begin van de winter zal er nog N-mineralisatie plaats vinden ná de NR-bemonstering.
Tips voor vergroten van het inzicht met NR-metingen:
- Laat de metingen echt aansluiten bij vragen rondom bemesting, beweiding of teelt. Stel jezelf en je adviseur in het voorjaar de vraag wat je ervan wilt leren. Gebruik NR bijvoorbeeld om jezelf ervan te overtuigen dat stikstofbemesting op mais niet nodig is na het scheuren van gras, of onderzoek wat het oplevert als je het vee eerder op stal doet in de nazomer.
- Houd er rekening mee dat NR ook reageert op het weer. Om een goed beeld te krijgen moet je niet alleen in een gemiddeld, maar ook een keer in een droog en nat jaar meten.
- Houd je resultaten dan goed bij in de tijd in combinatie met een perceelsregistratie van gewas en bemesting, en eventueel een opbrengstschatting.
- Leer meer van metingen door samen te werken met collega-boeren, bijvoorbeeld in een studieclub, of in een regionaal project van Provincie, Waterschap of Drinkwaterbedrijf. De meerwaarde hiervan zit dan in het vergelijken van de resultaten van elkaar.