Van de 430 varkenshouders die zich hebben aangemeld en in aanmerking komen voor de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv), maken in totaal 278 gebruik van de regeling om hun bedrijf te stoppen. Dit leidt tot minder geuroverlast en verbetering van de leefomgeving in Zuid- en Oost-Nederland, zoals bij de aankondiging van deze vrijwillige regeling in het Regeerakkoord is beoogd. De overgebleven financiële middelen (170 miljoen euro) zetten Rijk en provincies in voor andere stikstofmaatregelen. Zo ontstaat stikstofruimte voor de vastgelegde woningbouw- en infrastructuuropgaves.
Dat staat in een brief die minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) onlangs naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Minister Schouten: “Het is goed dat een belangrijk doel van het Regeerakkoord – minder geuroverlast en daarmee een betere leefomgeving in varkensdichte gebieden – met deze regeling is gehaald. Het tweede, aanvullende doel van de regeling, vermindering van stikstofuitstoot en -depositie, blijft achter bij de eerdere prognose. Dit laat zien dat de structurele stikstofaanpak continu monitoring en meebewegen vereist. Rijk en provincies nemen hun verantwoordelijkheid door bij te sturen.”
Stikstofruimte voor bouw en infra
Het kabinet heeft toegezegd om – los van de structurele stikstofaanpak – met een tweetal maatregelen ervoor te zorgen dat er voldoende stikstofruimte vrijkomt om de bouw van 75.000 woningen en de aanleg van 7 grote infrastructurele projecten mogelijk te maken. Die ruimte komt uit de snelheidsverlaging (overdag 100 kilometer op snelwegen) die vorig jaar is ingegaan en van stoppende varkenshouders. Het stikstofeffect van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen is 2,8 mol, lager dan de beoogde 8,5 mol. De belangrijkste verklaringen zijn een lager aantal stoppende varkenshouders dan vooraf is ingeschat, een lagere gemiddelde stikstofemissie per bedrijf en een gemiddeld andere ligging dan geraamd ten opzichte van Natura 2000-gebieden, wat zich vertaalt in een lagere stikstofdepositie en dus minder stikstofwinst bij opkoop.
Geld naar gerichte opkoop en walstroom zeevaart
De overige afgesproken stikstofruimte voor de woning- en infraopgaves komt uit de inzet van de overgebleven 170 miljoen euro van de subsidieregeling en gaat naar andere, meer specifieke stikstofmaatregelen. Ruimte die niet nodig is voor individuele woningbouwprojecten en de zeven MIRT-projecten, kan ingezet worden voor clusters van woningbouwprojecten en natuurvergunningen voor de PAS-melders.
Rijk en provincies zetten de overgebleven financiële middelen grotendeels in voor een verhoging van het budget voor de (vrijwillige) gerichte opkoop van piekbelasters rondom Natura 2000-gebieden. Met dit geld – ruim 130 miljoen euro bovenop de 350 miljoen euro die eerder al is vrijgemaakt – zoeken Rijk en provincies naar goede alternatieven voor stikstofreductie, bijvoorbeeld in Gelderland waar meer aanmeldingen waren voor een provinciale opkoopregeling van kalverhouderijen dan er budget was. Ook gaat er 15 miljoen euro naar het ministerie van IenW voor het nemen van projectspecifieke maatregelen (zoals extern salderen) om MIRT-projecten mogelijk te maken en 20 miljoen euro naar de walstroomregeling voor de zeevaart, waardoor met name in de kustprovincies Noord- en Zuid-Holland extra ruimte ontstaat voor met name woningbouwprojecten.
Eventuele middelen die overblijven bij de (vrijwillige) opkoop van piekbelasters, waarvan de eerste tranche nu loopt, schuiven Rijk en provincies door naar de tweede tranche na de zomer, waarbij ook verplaatsing van veehouderijen in combinatie met innovatie een opties is.
Deelnemers Srv
Hoewel minder varkenshouders meedoen dan er in eerste instantie interesse toonden, leidt de regeling tot minder geuroverlast en verbetering van de leefomgeving. Definitief stoppen met het bedrijf is een ingrijpend besluit. Waar mogelijk is meegedacht met boeren om deze afweging zo goed mogelijk te kunnen maken. Een gedeelte van de varkenshouders die in aanmerking kwam voor de regeling heeft uiteindelijk besloten niet mee te doen. Bijvoorbeeld omdat varkenshouders de vergoeding niet toereikend vonden, of andere toekomstplannen hadden. In de evaluatie van de regeling zal hier ook aandacht voor zijn, om lessen te kunnen trekken voor eventuele toekomstige regelingen.