In december heeft de laatste veldbijeenkomst plaatsgevonden in de GLB-pilot Boeren binnen en nabij Natura 2000-gebieden in Overijssel. Deze deelpilot voert het Agrarisch natuurcollectief Midden Overijssel (CMO) samen uit met zes melkveehouders nabij de Borkeld in Markelo. Tijdens de laatste veldbijeenkomst stond het Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) centraal en innovatieve maatregelen op bedrijfsniveau. Hoe kan een combinatie van deze ‘instrumenten’ tegelijkertijd bijdragen aan natuur- en wateropgaven én een gezonde (financiële) bedrijfsvoering?
Om met de deur in huis te vallen: dat valt nog niet mee. Onduidelijke beleidskaders, gebiedsdoelen en het uitblijven van financiële steun voor maatregelen op bedrijfsniveau zorgen ervoor dat de beweging naar een meer natuur inclusieve manier van boeren maar moeizaam op gang komt. In een relatief veilige omgeving van een pilot hebben zes agrarische ondernemingen de afgelopen twee jaar in Markelo samen met het Agrarisch Natuurcollectief Midden Overijssel (CMO) onderzocht waar wel de kansen en mogelijkheden liggen om te boeren met landschapswaarden en gebiedsdoelen.
Decor voor deze tweejarige GLB-pilot was het overgangsgebied rondom de Borkeld. De Borkeld is een Natura 2000-gebied met onder andere heide, bos en hoogveen direct omgeven door toekomst-bestendige agrarische familiebedrijven, voornamelijk melkveehouderijen. Zij vervullen naast de rol van primair voedselproducent ook belangrijke sociaal-maatschappelijke functies in het gebied. Van oudsher zijn het erven waar mensen, diensten, tradities en gebruiken samenkomen. In alle opzichten waardevol voor het gebied. Hoe kunnen beide in de toekomst naast elkaar blijven bestaan en idealiter elkaar zelfs nog versterken?
Uit de pilot kunnen we een aantal lessen trekken. Zo is het van groot belang om de ondernemingen financieel te helpen met extensiveren, als zij dat als hun spoor kiezen in het ondernemerschap. Zorg bijvoorbeeld niet alleen voor het verminderen van financieringslast zodat agrariërs meer ruimte hebben om veranderingen op bedrijfsniveau door te voeren. Maar zorg ook voor rendabele vergoedingen voor natuurbeheer rondom Natura 2000-gebieden als aanvulling op het verdienmodel van de boer. Het toestaan van meer of andersoortige ANLb-contracten kunnen hiervoor een uitkomst bieden. Nu is het nog zo dat niet op elk perceel in de overgangszone rondom N2000-gebieden ANLb afgesloten kan worden. In combinatie met langdurige (pacht)afspraken met de terrein beherende organisaties als Staatsbosbeheer kunnen dit mogelijkheden zijn om de inkomstenderving die ontstaat als grond minder intensief ingezet wordt voor productie van gewassen, te compenseren.
Daarmee stimuleer je de samenwerking in een overgangsgebied waar twee systemen – landbouw en natuur – samenkomen. In een ideale situatie verloopt de samenwerking tussen mens en natuur in deze gebieden soepel zodat de landbouw kan floreren en de natuur zich kan herstellen en ontwikkelen. Omdat het geen statische gebieden zijn, bieden zich constant nieuwe ontwikkelingen en kansen aan die ondersteund moeten worden. Het uitvoeren van een goed gebiedsproces is dan ook essentieel.
Een tweede aanbeveling uit de pilot is dan ook om gebiedsprocessen professioneel en goed te ondersteunen. Een breed draagvlak onder alle partijen in het gebied is noodzakelijk om gezamenlijk en integraal naar de gebiedsopgave te kijken en gezamenlijk kansen te zien. Maar er is meer dan alleen
de gebiedsopgave en het behalen van ecologische en economische doelen. Sociaaleconomische aspecten spelen minstens zo’n belangrijke rol. Maak daarom gebruik van bestaande samenwerkingsverbanden die gebiedseigen zijn, maar faciliteer ook nieuwe.
Tijd is hierin een belangrijke factor. Tijd om stapsgewijs veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering te kunnen zetten. Maar ook tijd om de veranderingen en impact daarvan in het gebied goed te kunnen monitoren en duiden. Ook technische en innovatieve maatregelen op bedrijfsniveau kunnen namelijk een goede bijdrage leveren aan het behalen van gebiedsdoelen als het verhogen van biodiversiteit, stikstofdaling en waterkwaliteit. In de pilot zijn de boeren daarom ook actief met management-, bemesting- en teeltmaatregelen aan de slag gegaan. Een mooi voorbeeld hiervan is de regeneratieve aanpak van de bodem: werken aan het natuurlijk herstel waardoor de bodem en gewas robuuster worden en beter bestand zijn tegen bijvoorbeeld langdurig neerslag tekort. Door meer humusvorming in de bodem krijgt deze niet alleen meer groeikracht, maar worden ook meer nutriënten en water vastgehouden. Meer tijd en experimenteerruimte is noodzakelijk om de effecten hiervan op langere termijn op bedrijfsniveau en in het gebied goed te kunnen duiden.
Deze GLB-pilot is tot stand gekomen met steun vanuit de Europese Unie: Europa investeert in zijn platteland en is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.