Voor een tweede jaar op rij hebben land- en tuinbouwondernemers een relatief goed jaar achter de rug. De prijzen van veel agrarische producten zijn bovengemiddeld hoog en de kosten liggen over het algemeen wat lager dan vorig jaar. Over de huidige situatie zijn ondernemers dan ook relatief positief. Op de middellange termijn voeren onzekerheid en zorgen over de landbouwtransitie de boventoon.
Na een daling van de productie van de land- en tuinbouwproductie vorig jaar stonden dit jaar wederom veel subsectoren onder druk. Zo liggen de akkerbouwvolumes lager vanwege de vele regen, waardoor er minder aardappelen gerooid konden worden. De sier- en glasgroenteteelt kampt met hoge en volatiele energieprijzen en de varkensstapel krimpt. De melkaanvoer steeg dit jaar wel en heeft zich inmiddels hersteld na een forse daling in 2021 en 2022.
De lagere volumes in de land- en tuinbouw leidden tot relatief hoge prijzen voor veel agrarische producten. Zo hebben de prijzen in de varkenshouderij dit jaar een zeer hoog niveau bereikt en zijn ook de prijzen voor vleeskuikens, glasgroente en akkerbouwproducten stevig. De melkprijzen zijn als gevolg van de hogere aanvoer en tegenvallende vraag dit jaar wel gedaald en liggen een stuk lager dan het hoogtepunt in 2022.
Kosten gedaald, maar nog op hoog niveau
Tegelijkertijd zijn de kosten juist gedaald. De prijzen voor veevoer, kunstmest en energie daalden namelijk ten opzichte van een eerder hoogtepunt. De goede prijzen en lagere kosten resulteren in een relatief gunstig jaar voor de land- en tuinbouw is. Niet zo vreemd dus dat het sentiment dat gemeten wordt door Wageningen Universiteit onder land- en tuinbouwers positief is. Echter, als de ondernemers gevraagd wordt om verder de toekomst in te kijken draait dit sentiment en zijn de meeste ondernemers juist negatief gestemd over hun bedrijfsvoering.
Onzekerheid bij ondernemers
Wageningen Universiteit geeft geen verklaring bij de resultaten, maar een deel van de ondernemers is vermoedelijk negatief gestemd doordat de sector onder druk staat als gevolg van de vele verduurzamingsopgaven, zoals het stikstofbeleid en de verbetering van de waterkwaliteit. Het uitblijven van duidelijkheid over stikstof en in de vorm van een landbouwakkoord zorgt voor onzekerheid.
In juni dit jaar werd namelijk duidelijk dat het landbouwakkoord er voorlopig niet zou komen. Dit akkoord had duidelijkheid moeten geven over de duurzame en toekomstbestendige ontwikkeling van de landbouw richting 2040. Nu de verkiezingen net zijn geweest en de coalitie zich nog moet vormen, is het onduidelijk hoe lang de periode van onzekerheid voor agrarische ondernemers nog duurt. Wat wel duidelijk is, is dat de agenda van toekomstige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) grotendeels bepaald zal worden door Europees beleid.
De landbouw over tien jaar
ABN AMRO verwacht dat over circa tien jaar de stikstofuitstoot uit de landbouw gehalveerd zal zijn. Deze halvering zal tot stand zijn gekomen door een combinatie van uitkoop, innovatie en management-maatregelen. Dit betekent een krimp van de veestapel. Zowel de varkensstapel als de melkveestapel zullen dan kleiner zijn.
Bedrijven zullen minder kunstmest importeren en meer gebruik maken van kunstmestvervangers, ook wel Renure genoemd. Dit is stikstof gewonnen uit mest van het vee dat in Nederland wordt gehouden. Het areaal voor biologische en extensieve landbouw neemt de komende tien jaar flink toe en ook de diversiteit in bedrijfstypen en activiteiten op het platteland stijgt. De afgelopen jaren zijn er al steeds meer agrarische bedrijven verbredingsactiviteiten opgestart.
Zo steeg het aantal agrarische bedrijven dat naast de reguliere activiteiten ook loonwerk voor derden verricht, natuurbeheer uitvoert of energie levert aan derden. Deze en andere activiteiten zullen de komende tien jaar nog verder toenemen. Boeren zullen dus naast het produceren van voedsel optreden als beheerder van natuur en landschap, en als leverancier van energie. Daarmee vervullen ze een cruciale rol in een vitaal en duurzaam platteland.
Daarnaast vindt een verschuiving plaats in de consumptie van dierlijke, naar plantaardige eiwitten. Supermarkten hebben aangegeven in hun assortiment de afzet richting minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten te willen sturen. Nu nog bestaat het consumptiepatroon in Nederland volgens het Voedingscentrum uit circa 57 procent dierlijk en 43 procent plantaardig. Het doel is om naar 50/50 in 2030 en daarna richting 60 procent plantaardig en 40 procent dierlijk te gaan. Dit betekent ook dat akkerbouwers met de teelt van specifieke daar met eiwitrijke gewassen een belangrijke rol kunnen spelen.
Meerprijs voor voedsel
Om ons voedselsysteem te verduurzamen en daarmee de druk op klimaat en biodiversiteit te verminderen zal de geldstroom naar boeren moeten toenemen. Zij moeten immers de extra kosten voor verduurzaming kunnen betalen. Dit kan door bijvoorbeeld een meerprijs voor duurzame producten te krijgen. Keurmerken als On the Way to Planet Proof, Beter Leven en Biologisch zijn daarvan concrete voorbeelden. De kosten kunnen ook betaald worden door boeren een vergoeding te geven voor zogeheten groene en blauwe diensten. Dit zijn betaalde diensten die betrekking hebben op natuurbeheer, het aanleggen van houtwallen of het later maaien ten behoeve van weidevogels.