Regen, zon, hagel en wind horen bij proeven met gewassen in het open veld. Maar extreem weer kan de resultaten van een proef beïnvloeden. Gerard Derks en Joep Laan van de afdeling Vollegrond van Unifarm spannen zich tot het uiterste in om de gewassen te geven wat ze nodig hebben. Hoe gaan zij te werk?
‘Wekenlang konden we achterover leunen en daarna was het racen tegen de klok’, vatten Gerard Derks en Joep Laan het afgelopen voorjaar samen. Met nog twee collega’s sturen zij 20 tot 25 mensen aan die de akkers verzorgen van het proefbedrijf Unifarm op de Wageningse campus. Eerst moest het hele team duimendraaien toen de akkers nat bleven. Gewassen voor WUR-proeven en voor externe klanten, konden daardoor nog niet de grond in. Toen de regen ophield, begon eindelijk de zaai- en planttijd. ‘Alles moest tegelijk gebeuren. We hebben ons een slag in de rondte gewerkt, maar het is gelukt’, vertelt Derks tussen de gewassen.
Het natte voorjaar werd direct gevolgd door een lange periode met warm en droog weer, waardoor al snel een neerslagtekort ontstond. Voor de jonge plantjes was het moeilijk wortelen in de uitdrogende grond. Behalve met zaaien en planten waren ze bij Unifarm daardoor ook extra druk met het bewateren van de proefvelden. Die beslaan samen grofweg 30 hectare, van de in totaal 250 hectare aan akkerland die Unifarm groot is. En dat sproeien – of op andere manieren water geven – is vaak maatwerk, want het ene proefveld is het andere niet.
Pieken in het werk
Extreem weer, zoals droogte en overvloedige regenval, komt steeds vaker voor door de opwarming van het klimaat. Ook Derks en Laan merken het verschil, want pieken in het weer betekenen ook pieken in het werk. Alle collega’s tegelijk inzetten om de gewassen voldoende te beregenen, bijvoorbeeld, of om te zaaien en te planten. Derks en Laan maken soms lange dagen en werken in het weekend door als dat nodig is. ‘Maar dat hoort er ook gewoon bij in de landbouw’, vinden ze.
Derks en Laan lopen naar een veld met stroken pompoenplanten en maisstengels. Het is een proef hoe verschillende soorten pompoenplanten groeien in combinatie met mais op hetzelfde veld. ‘Sommige van die planten hebben slappe bladeren,’ wijst Laan. ‘Daaraan zie je dat ze het moeilijk hadden direct na het uitplanten. We hebben vaak water gegeven, maar niet alle planten hebben het gered.’ De uitvallers stonden vrijwel de hele dag in de volle zon, terwijl de planten in de schaduw van de rijen mais meer succes hebben. Daar droogt de grond minder snel uit.
Invloed op experimenten
‘Het is soms een uitdaging om de planten in leven te houden’, gaat Laan verder. ‘Droogte kan een enorme invloed hebben op de proeven.’ Het gebeurt bijna nooit dat een proef daardoor mislukt, maar onderzoekers die hun proef bij Unifarm doen, moeten er wel rekening mee houden bij het analyseren van hun resultaten. Bij de meeste proeven willen onderzoekers iets testen onder “normale” omstandigheden. Daarom creëren Laan en Derks die omstandigheden door voldoende te beregenen in droge periodes. Maar schade helemaal voorkomen is bijna onmogelijk.
Bij sommige proeven is droogte geen probleem. Die draaien om het verschil in opbrengst tussen wel en niet beregende veldjes. Of het te testen gewas kan juist goed tegen droogte, zoals quinoa. Bij een proef waar Laan en Derks even stilstaan, zijn verschillende rassen van quinoa met elkaar gemengd. Laan: ‘Quinoa wint aan populariteit in Nederland. Omdat mensen het graag eten, maar óók omdat het voor telers een interessant gewas is als de kans op extreme droogte toeneemt.’
Strakke planning
Proeven die geen hinder van droogte ondervinden, zijn echter in de minderheid. Om zoveel mogelijk proeven te laten slagen, zetten Derks en Laan allerlei middelen op een slimme manier in. Elk gewas heeft specifieke behoeften en elk veld heeft een eigen inrichting. Maar bij droogte draait het vooral om efficiëntie. Dus niet alleen: hoe voorkom je bij elke proef schade door droogte? Maar ook: hoe zet je daarbij de middelen en mensen zo optimaal mogelijk in? Dat vergt veel planning.
Overal op de velden van Unifarm zijn aftappunten waar het grondwater van zo’n zestig meter diep omhoog te pompen is. Dikke slangen met een lengte van honderd meter liggen opgerold klaar om naar zulke punten toe te brengen als sproeien nodig is. ‘In die droge weken waren ze continu in gebruik. We hadden uitgebreide schema’s om ervoor te zorgen dat alle velden zo goed mogelijk voorzien werden van water’, legt Laan uit.
Efficiënt bewateren
Op veel percelen maken Derks en Laan gebruik van sproeiers die het water in het rond spuiten, zoals ook de meerderheid van de boeren doet. Die methode is goedkoop, maar weinig efficiënt doordat het water voor een deel al verdampt of wegwaait voordat het gewas het heeft kunnen opnemen. Daarom heeft het team ook de beschikking over andere sproeiers. Die zetten ze in voor specifieke proeven.
Op een aardappelveld rijdt bijvoorbeeld een sproei-installatie van 34 meter breed over de rijen met planten. Bij een proef met gras op verschillende maaihoogtes wordt maar één helft besproeid, door een kleinere installatie die het gras gelijkmatig bewatert. Derks: ‘Tijdens droogte zijn collega’s de hele dag verschillende installaties aan het verzetten. Dat is best arbeidsintensief.’ Weer andere proeven bij Unifarm maken gebruik van druppelirrigatie, waarbij een slang langs elke rij planten precies de gewenste hoeveelheid water en voeding geeft.
Extreme buien
Na een periode van droogte volgen vaak harde buien, soms met hagel en windstoten. Een folietunnel waaronder planten groeien, raakte onherstelbaar beschadigd. Derks: ‘De hele tunnel is de afgelopen vier jaar al twee keer de lucht in gevlogen. In de vijftien jaar daarvoor was er niets aan de hand.’ Nu staat er een windscherm om de tunnel te beschermen tegen windvlagen. ‘Dit jaar viel het hier mee met de stormen, maar op de proeflocatie in Lelystad was dat anders. Daar waaiden een aantal bomen om, juist bij proeven waar werd gekeken naar het effect van bomen op akkerbouw’, zegt Laan.
Derks en Laan gaan de komende tijd aan de slag met het vasthouden van water. Na een harde bui kan namelijk weer een periode van droogte komen. ‘Het water loopt hier te snel weg’, wijst Laan in westelijke richting. Het verval is zeker een paar meter van het oosten naar het westen van Unifarm. Water vasthouden in de droge bodem helpt dan om de gewassen langer van vocht te voorzien en zo schade te voorkomen. Het plan is om op verschillende plekken stuwen te bouwen die water tegenhouden voordat het wegstroomt. Laan: ‘Vroeger moest water snel weglopen, nu willen we het ook kunnen vasthouden.’
Zekerheid bieden
Met elke innovatie zijn er meer proeven mogelijk, weet Derks uit jarenlange ervaring. Toen hij veertig jaar geleden begon bij één van de voorlopers van Unifarm, was hij al blij met de komst van een pomp en een paar buizen. ‘Nu ligt hier een heel netwerk aan buizen onder de grond. Je moet er zeker van zijn dat bepaalde proeven kunnen slagen, ook bij extremer weer.’ ‘Alleen als we te maken krijgen met een beregeningsverbod’, zegt Laan, ‘dan wordt het écht een uitdaging.’