In het programma Circulair Verbonden is door vier onderzoeksteams – binnen zogenaamde Flagships – van Wageningen University & Research (WUR) gezamenlijk gewerkt aan het vormgeven van de transitie naar een circulair voedselsysteem. Dat is een economie waarin organisch materiaal de basis van ons voedselsysteem vormt en waarin geen materialen meer worden verspild.
In een serie artikelen vertellen de trekkers van dit programma over hun visie op het circulaire voedselsysteem van de toekomst. Vandaag Bjorn Berendsen over ‘Flagship 2: Ensuring quality and safety: hoe zorgen we dat de veiligheid van onze voeding en ecosysteem binnen een circulair voedselsysteem is gewaarborgd? “We definieerden zeven cruciale vragen om de risico’s van het gebruik van reststromen boven tafel te krijgen.”
Ensuring quality and safety: het waarborgen van kwaliteit en veiligheid
Een circulair voedselsysteem klinkt als een droom. Maar hergebruik van reststromen brengt ook risico’s met zich mee, zoals de mogelijke verspreiding van ziektekiemen of de ophoping van zware metalen. Flagship 2 heeft daarom als doel een tool te ontwikkelen waarmee we tijdig grip krijgen op een veilig gebruik van reststromen. Onderzoeker Bjorn Berendsen: “Veiligheidsaspecten komen vaak pas aan bod na het ontwerp. Wij stellen voor bij veiligheid te beginnen en te kijken vanuit een ‘one health-perspectief’, waarbij gevaren voor mensen, dieren en het ecosysteem even zwaar wegen. De productie van veilig voedsel mag niet ten koste gaan van het ecosysteem of de biodiversiteit.”
HACCP en verder
HACCP, de standaard als het gaat om risico-inventarisatie van voedingsmiddelen, is hierbij een goed uitgangspunt. Berendsen: “Met zeven vragen (zie kader) hebben we een verdieping op HACCP aangebracht, specifiek gericht op reststromen. Het is belangrijk aan te sluiten bij bestaande systemen. Des te groter is de kans dat mensen onze tool ook echt gaan gebruiken. Deze zeven vragen stellen, geeft extra sturing in het boven water krijgen van de kritische punten in een circulair systeem.”
Zeven vragen
Zeven aanvullende vragen om de risico’s van het gebruik van reststromen te analyseren:
- Welke grondstoffen en reststromen worden verwerkt?
- Welke gevaren (chemisch, microbiologisch of fysisch) neemt de reststroom potentieel met zich mee?
- Kunnen gevaren afnemen tijdens verwerking of kan de verwerking gevaren veroorzaken?
- Hoe worden gevaren overgedragen tussen compartimenten (bijvoorbeeld van dier via mest, naar bodem, plant, water)?
- Worden de gevaren binnen het systeem verminderd (natuurlijke mitigatie) of zijn ze persistent?
- Leveren de gevaren een potentieel risico op (één gezondheidsperspectief) in de compartimenten waarin ze zich kunnen voordoen?
- Zijn dergelijke potentiële risico’s toelaatbaar en kunnen ze actief worden beperkt, bij voorkeur aan de bron?
Deze zeven vragen beantwoorden klinkt eenvoudig, maar is dat zeker niet, benadrukt Berendsen. “In veel gevallen ontbreekt het ons aan de kennis om dit te doen vanwege de complexiteit van het voedselsysteem.” De onderzoekers onderscheiden vier productiesystemen: dierlijk, plantaardig, verpakking en aquacultuur. Wat het zo complex maakt, is dat deze systemen binnen de circulair voedselproductie aan elkaar verbonden zijn. Risico’s verplaatsen zich daarom binnen het hele voedselsysteem. Een gevaar dat op een bepaalde plaats wordt geïntroduceerd, kan ergens anders tot een risico leiden.”
Acute gevaren en lange termijn-risisco’s
Een casus die de complexiteit van dit onderzoeksgebied én de actuele discussies daaromheen goed weergeeft, is mest. Mest voorkomt dat landbouwgrond uitgeput raakt. Op dit moment is er in Nederland voldoende organische mest. Kunstmest (uit fossiele bronnen) heeft binnen een circulair voedselsysteem niet de voorkeur. Gezien het huidige politieke debat bestaat de kans dat de productie van organische mest in de toekomst fors afneemt. Berendsen: “Een mogelijk alternatief zou humane mest kunnen zijn, een nu nog ongebruikte afvalstroom. Dan komen onze zeven kernvragen in beeld. Want zitten daar bijvoorbeeld ziekteverwekkers of microplastics in en wat doen we met medicijnresten? Deze casus maakt meteen duidelijk hoeveel kennis er nodig is om die vragen te beantwoorden. En hoe de risico’s zich verplaatsen: mest wordt op bodem gebracht, stoffen die daarin zitten kunnen zich verplaatsen naar grond- en oppervlaktewater of gewassen. Om de gevaren daarvan goed te kunnen bepalen, moeten we precies weten waar reststromen naartoe gaan. En of bijvoorbeeld die medicijnresten zich misschien ergens ophopen of juist worden afgebroken. Het hele systeem is met elkaar verbonden. Daarbij moeten we net zo goed kijken naar acute gevaren zoals ziekteverwekkers als naar lange termijn-risico’s zoals microplastics en PFAS.”
Veiligheidsonderzoek draagt direct bij aan transitie
Flagship 2 maakt inzichtelijk dat het beantwoorden van de oorspronkelijke onderzoeksvraag ‘hoe zorgen we dat de veiligheid van onze voeding binnen een circulair voedselsysteem is gewaarborgd?’ veel complexer is dan tevoren gedacht. Berendsen: “De zeven vragen geven handvaten voor verder onderzoek. Daarbij is het ook belangrijk te beseffen dat in Nederland producenten verantwoordelijk zijn voor de veiligheidsvraag. Uiteindelijk is de transitie dus ook afhankelijk van de bewustwording bij de producent.”
Daarnaast speelt ook de vraag hoeveel risico we als maatschappij bereid zijn te accepteren. De maatschappelijke tendens ligt nu voor onze voeding bij nul. Is dat realistisch? En waar ligt precies de grens? Veiligheidsonderzoek kan dit debat mede bepalen. Helaas heeft dit vaak nog een negatieve lading omdat het vaststellen van een risico bepaalde processen immers kan tegenhouden. Maar veiligheidsonderzoek kan ook deuren openen! “Bijvoorbeeld op het moment dat we kunnen aantonen dat het gebruik van humane mest niet schadelijk is of hoe we met aanpassingen risico’s kunnen verkleinen of wegnemen. Dan draagt het veiligheidsonderzoek direct bij aan de transitie.”